In augustus 2024 starten we met het uitvoeren van Natura 2000-werkzaamheden in Dal van de Mosbeek, de Brunninkhuizerbeek, de Braamberg en de noordtak van de Hazelbekke. We nemen maatregelen om het beekdal- en heidelandschap sterker te maken en zorgen voor meer afwisseling in de natuur. Ook maken we het gebied natter. Op deze pagina leest u wat we gaan doen, hoe we dit aanpakken en wat de planning is.
Door het gebied Springendal en Dal van de Mosbeek lopen verschillende beken. Deze liggen diep in het landschap en moeten vaak in korte tijd grote hoeveelheden neerslag afvoeren. Hierdoor slijt de bodem van de beken steeds verder uit. Zo verdroogt het beekdal, terwijl het water juist essentieel is voor de vochtige heide, het blauwgrasland, kalkmoeras, broekbos en allerlei bijzondere planten. Daarom verondiepen we op verschillende plekken de Mosbeek, de Brunninkhuizerbeek en de Hazelbekke. Dat wil zeggen dat we zand, klei, grind en ander materiaal gebruiken om de bodem van de beken op te hogen.
Bronbeken beginnen op plekken waar grondwater uit de grond naar boven komt en voeren het hele jaar door water aan. Dit watersysteem moet ook tijdens de werkzaamheden intact blijven. De aannemer leidt daarom het beekwater om, met behulp van een tijdelijke buis die langs de beek wordt gelegd. Ook worden blokkades (afdammingen) in de beek aangebracht. Zo kan het werk boven de waterspiegel worden uitgevoerd.
In het Springendal is elk stukje beek anders. Er is hoogteverschil, de bodembreedte varieert en op sommige plekken stroomt de beek over obstakels heen of er onderdoor. Zo ontstaat veel variatie in stroomsnelheden en heeft ieder deel van de beek dat verondiept moet worden, een ander mengsel van zand en grind nodig.
Hoe hoger de stroomsnelheid, hoe meer grof grind het mengsel moet bevatten om te voorkomen dat het wegspoelt. Op de bredere delen van de beek is het aandeel fijn grind groter, omdat dit beter is in het beschermen van de bodem. Fijn grind helpt om uitslijting te voorkomen doordat het zich beter vastzet tussen de grotere stenen en op die manier de bodem beschermt tegen erosie door het stromende water. Bij het samenstellen van het ideale mengsel per locatie, houden we de transportafstand telkens minimaal. Dit doen we door het mengproces uit te voeren op het overslagdepot en altijd te werken met gebiedseigen materiaal.
Aan de oostzijde van de Mosbeek vindt bomenkap plaats, om hier heide te laten ontstaan en zo het bestaande heidegebied te vergroten. Na het kappen, frezen we achtergebleven stobben en schrapen we de strooisellaag weg. Het heidezaad dat nog in de bodem zit, krijgt zo een optimaal kiembed. Na een jaar staan op een aantal plekken de eerste plantjes al boven de grond. Op deze manier smeden we overgebleven ‘snippers’ heide weer aan elkaar, en ontstaat één groot en goed te beheren heidegebied. Hierin wisselen paars bloeiende heide, heischrale vegetatie, jeneverbesstruwelen, natuurakkertjes en bos elkaar af.
De uitvoering vindt plaats in twee fases: van augustus 2024 (laatste week) tot mei 2025, en (fase 2) van juli 2025 (tweede helft) tot en met maart 2026.
In de eerste fase wordt op drie locaties gewerkt: de Mosbeek, de Braamberg en de Brunninkhuizerbeek. De werkzaamheden bij de Mosbeek worden volgens planning aan het einde van dit jaar afgerond, waarna begin 2025 de Braamberg en de Brunninkhuizerbeek volgen.
De werkzaamheden bij de Hazelbekke starten in de derde week van juli 2025. Oplevering van het geheel staat gepland voor eind maart 2026.
We vangen de aanwezige, zichtbare dieren af en verplaatsen deze naar beekdelen die al gerealiseerd zijn of zetten deze tijdelijk in depot. Bijzondere flora steken we uit en verplaatsen we in overleg met de ecoloog. We werken in de beek zelf, zodat de oevers en hellingen langs het water gespaard blijven. De grootte van het materieel dat we gebruiken, laten we afhangen van de breedte van de beek. Op de meest smalle plekken zetten we mankracht en handgereedschap in.
Tijdens de werkzaamheden doen we er alles aan om hinder, overlast en schade te beperken of voorkomen. We werken met aandacht voor de aanwezige natuurwaarden en gebruiken zoveel mogelijk elektrische machines (en handkracht).
In het Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek komen veel bijzondere plant- en diersoorten voor. Je vindt er bijvoorbeeld struiken met jeneverbessen, drijvende waterweegbree en goudveil. Er leven kamsalamanders, beekprikken en vliegende herten. Deze en andere soorten zijn in gevaar. Onder andere doordat er te veel stikstof uit de lucht in de bodem terechtkomt en doordat er te veel bemest wordt. Het gebied is bovendien te droog. Om de bijzondere soorten hier een kans te geven om te overleven, zijn betere omstandigheden nodig. Het Europese Natura 2000-programma is hier volledig op gericht. Het is bedoeld om de biodiversiteit die er nog is in Europa, in stand te houden.
Alle levende organismen zijn met elkaar verbonden binnen ecosystemen. Hoe groter de variatie in soorten in een ecosysteem, hoe groter de capaciteit van dit systeem om schokken op te vangen en leven mogelijk te maken. Elke soort heeft een bepaalde rol in zo’n systeem. Zo breken bacteriën en andere levende organismen organisch materiaal af tot voedingsstoffen, die zorgen voor een gezonde bodem voor planten om in te groeien. Bestuivers zijn essentieel voor de voortplanting van planten, die vervolgens weer garant staan voor onze voedselvoorziening. Kort gezegd is biodiversiteit essentieel voor een schone lucht, zuiver water, een vruchtbare bodem en goed voedsel.
De laatste jaren neemt de biodiversiteit – de verscheidenheid aan levende organismen op onze planeet – drastisch af, vooral door toedoen van mensen (denk aan: veranderingen in landgebruik, vervuiling en klimaatverandering). Het behouden en versterken van biodiversiteit is daarom noodzakelijk voor het beschermen van de planeet en het veiligstellen van ons voortbestaan.
Natura 2000 is het gevolg van een afweging van belangen. Naast de klimaatcrisis heeft de biodiversiteitscrisis ook een enorme omvang bereikt. Overal op aarde neemt de hoeveelheid, variatie en genenkwaliteit van planten en dieren drastisch af en raken ecosystemen verstoord. Dit is het directe gevolg van versnippering en verdroging van natuurgebieden, een overdaad aan stikstof die verzuring en vermesting veroorzaakt en de effecten van de klimaatverandering. Wanneer het ecosysteem uit balans raakt, omdat er delen uit wegvallen, zijn de gevolgen groot. Niets doen leidt op termijn tot een groot gebrek aan frisse lucht, schoon water, vruchtbare bodems en bestuiving van gewassen.
Alle keuzes die in het kader van Natura 2000 worden gemaakt, zijn primair gericht op het in stand houden van de biodiversiteit die er nog is. Daardoor kan het gebeuren dat er op plekken bomen moeten verdwijnen, terwijl dat vanuit een klimaatperspectief niet logisch lijkt. Toch is het dan nodig. In open en voedselarme natuurgebieden zoals heide en stuifzand, verdwijnen anders de karakteristieke planten en dieren die er thuishoren. De bomen zorgen ervoor dat ze steeds minder ruimte krijgen en verbruiken het water dat beschikbaar moet komen voor de planten. Daarnaast worden ze vaak nog verder verdrongen door planten die het door de overvloedige stikstof juist extreem goed doen. Na verloop van tijd staan er in zo’n gebied dan nog maar een paar zeer succesvolle planten en dieren. En dat leidt uiteindelijk tot zeer ingrijpende problemen op het gebied van voedselvoorziening, plagen, ziekten, klimaat en grondstoffen voor huisvesting, kleding, medicijnen en brandstof.
Overigens wordt de kap van bomen in Natura 2000 gebieden gecompenseerd. Bovendien komt er nog extra bos bij. In totaal in heel Nederland 37.000 hectare. Dat hebben het Rijk en de provincies afgesproken. Meer informatie over de bossenstrategie in de Provincie Overijssel vind je hier.
…
Richard Jansink is omgevingsmanager namens de provincie Overijssel. Neem gerust contact met hem op. Namens aannemer Gerwers is Niek Wesselink. Hij is te bereiken via …